Doorgaan naar hoofdcontent

J.C.



Meisje M. kwam thuis van school.
Op mijn vraag wat ze bij geschiedenis hadden geleerd, startte ze een uiteenzetting die zo begon:
‘We hebben geleerd over die man, hij heette iets van Jezus ……en met zijn achternaam iets van Kris, …of Kriftel of zo. En ervoor en erna hem is van alles gebeurd’.
Nooit in mijn leven kreeg ik de wereldgeschiedenis en die van de Bijbel zo kort en bondig uitgelegd.
Ik vulde aan met een korte uiteenzetting wie Jezus Christus was en dat er zelfs een heel dik boek over hem was geschreven.
Meteen daarna volgde de million dollar vraag van Meisje M.: ‘Maar hoe is dan de aarde ontstaan en de wereld?’
Dominee Gremdaat had het niet beter uit kunnen leggen dan ik.
In een notendop legde ik de oerknal uit en de discussie die al eeuwen loopt tussen de mensen die geloven dat God de aarde heeft gemaakt, en zij die geloven in de evolutietheorie.
Ik was best trots op mijzelf.
Maar aan de overkant van de tafel leek alles het ene oor in en het andere oor uit te gaan.
Zoals alles, deze Sinterklaastijd.
Die avond zakte ze na het eten  plotseling op een knie voor T.
En vroeg hem voor de tweede maal dit jaar ten huwelijk.
Daarbij doorliep ze zelf de hele roomse huwelijkstraditie.
 ‘Neemt gij tot uw Wettigenoot … in voor en tegenstoep?’klonk het tweemaal.
T. vulde nog aan dat in de kerk dan altijd iemand mocht opstaan om bezwaar te maken tegen het huwelijk.
Vergeefs. Ik hield mijn mond.
De ringen waren identiek aan degene die ze in de lente had gepresenteerd bij haar eerste huwelijk met T. Twee Delftsblauwe klompjes van porcelein.
 Die met moeite op ieders pink bleven steken.
Na deze ceremonie -waar geen Jezus Kriftel noch een oerknal aan te pas kwam- zette ze zich tevreden neuriënd aan het tekenen.
Geschiedenis maken kun je immers gewoon zelf.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen