Doorgaan naar hoofdcontent

Vloek.


Meisje M. zit in groep drie. Een gegeven waarop ze bijzonder trots is.
Tegenover haar zit K., een jongen van dik zes jaar.
K. is de Bokito van de spreekwoordelijke apenrots die groep drie eigenlijk is.
De jongen is vooral heel lief wanneer zijn moeder erbij is.
Zijn moeder noemt zichzelf 'mammie', derde persoon enkelvoud wanneer ze haar stoere jongen gedag kust.
Als je goed oplet, zie je het daarna gebeuren.
K. blaft tegen klasgenoten dat ze hun laatje dicht moeten doen.
Stompt het boek van buurmeisje F. dicht. terwijl daar geen enkele reden voor is.
Slaat met zijn liniaal tegen de stoel van zijn andere buurmeisje.
 Ook daar is geen aanleiding toe.
Daarnaast neemt K.  duizendpoten mee naar school in zijn rugtas.
 'Lévende he, mama!!!'zegt Meisje M. vol bewondering.
Niet alleen via zijn fysieke uitingen  is K. voor Meisje M. een mirakel.
Zijn invloed doet zich tot diep in ons huishouden gelden.
Het woord 'fuck' deed vorige week tijdens een kwartetspelletje zomaar ineens zijn intrede.
Van K. geleerd.
Daarbij liet Meisje M. weten dat K. haar vorige week zonder aanleiding had aangesproken met 'stomme kut'.
Op mijn vraag wat Meisje M . daarop tegen K. gezegd had, was het zeer bedeesde antwoord: 'Ik zei gewoon: okeee...'
En míjn vraag daarentegen aan Meisje M.,aan de ontbijttafel , of ze nog een rijstenwafel blieft is sinds de komst van K. het antwoord: 'Tssss…wat denk je zelf, joh??'
Ook van K. geleerd.
K. is het orakel van Delphi.
 K. is God.
Laten we hopen dat mammie K. thuis gauw de mond met zeep zal wassen wanneer hij zijn schaapjes op school bepredikt met onzedelijkheden.
Maar ja…wat denk je zelf?
Amen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen