Ik
maakte Meisje M. wakker.
Samen
ontbeten we aan tafel, terwijl we op mijn computer keken naar een prachtige animatiefilm van een jongen en een sneeuwman.
Daarna
klom ze op schoot en zongen we de titelsong.
Zij
in fonetisch Engels, ik alsof ik een operazangeres nadeed.
Ze
lachte.
Door
de regen fietsten we naar school.
Meisje
M. ingepakt in een blauwwit gestippelde regencape.
Ik
met mijn legerpet op en mijn zwarte shawl.
We
zongen opnieuw.
Meisje
M. deed op het schoolplein mijn fietsverlichting uit en greep daarna mijn hand.
Samen
beklommen we de treden naar de
schooldeur.
Alle
leerkrachten stonden in de gang, bijgelicht door de kerstboomlampjes.
Ze
zongen kerstliedjes.
Voor
alle vaders en moeders en kinderen die bezweet en verregend naar school waren
gekomen.
Het
ontroerde me.
In
de klas was op het grote witte scherm een projectie van een knapperend
haardvuur te zien.
En
alleen de lichten in de kerstboom waren aan.
Meisje
M. liet me de engel zien de ze gister geschilderd had.
Hij
was prachtig.
Ze
zat op mijn schoot tot ik weg moest.
Daarna
huilde ze, vanwege het afscheid.
Ik
zette haar bij de juffrouw op schoot en zwaaide bij de deur.
Ik
blies een handkus naar haar toe.
En nog eentje.
Voor
de zekerheid.
Buiten
regende het nog steeds.
Ik
fietste naar de winkels en kocht een kleine kerstboom.
En
een snoer van LED-lampjes voor om de Chinese kast.
Ik
kocht een tekenblok en nieuwe stiften voor Meisje M. die zich met de snelheid van het licht door
papier en stiften heen werkt.
Daarna
wachtte ik voor het rolluik van een nog gesloten winkel tot deze open zou gaan.
Naast
mij kwamen drie werkmannen uit een opslaghok.
Ze
bekeken het passerende volk en een van de drie zei, tegen niemand in het
bijzonder, dat er hier ‘altijd veel lekkere wijven waren’.
Ik
keek om me heen.
Het
luik ging open.
Ik
kocht pijnstillers en een zak drop.
Daarna
nam ik de roltrap naar beneden, naar mijn fiets.
Een
uit het Oostblok afkomstige bedelaar speelde prachtig op zijn accordeon.
Beneden
aan de roltrap stonden twee scholieren.
Jongens
waren het.
De
een stak een sigaret op, de ander toonde triomfantelijk zijn smartfone aan zijn
maat.
Toen
ik dichterbij was zag ik op het scherm een blond meisje van een jaar of
veertien in een uitdagende pose en schaars gekleed op een foto staan.
‘Zo!’
zei de jongen die de foto toonde over zijn kennelijke vriendin.’En nou jij
weer!’’
Ik
passeerde en hoorde de roker zeggen; ‘Kleine tieten, man’.
Naar
huis fietsend liet ik mijn fietsbel rinkelen toen een vrouw zonder te kijken
het fietspad over dreigde te steken.
Ze
hield halt en we glimlachten plotseling naar elkaar.
Vlakbij
huis zwaaide ik naar de schoonmaker die elke vrijdag de hallen dweilt.
Thuis
ruimde ik de boodschappen op, stopte de nieuwe stiften als verrassing alvast in
Meisje M.’s stiftenbak, en aaide de poes.
Toen
zette ik thee en dacht aan het diepe verdriet van mijn kind, gisteravond.
En
aan de onzichtbaarheid van de dingen.
Op
zo’n dag als vandaag.
Maar:
ik telde af.
Ik
tel af tot de dag dat alles zichtbaar wordt.
Het
is precies negen dagen voor Kerst.
Reacties
Een reactie posten