Meisje
M. werd tien dagen geleden opgehaald voor een vakantie.
Enkele minuten voor
haar vertrek kreeg ik het bericht.
En meteen nadat
ik Meisje M. had uitgezwaaid, belde ik mijn zus.
Het
was zo.
Mijn
moeder was dood.
Nu
luister ik muziek.
En
is mijn moeder dood.
Ik
kook een maaltijd en eet deze op.
Maar
mijn moeder is dood.
Mijn
hand wordt vastgehouden, ik word omhelsd.
Want
mijn moeder is dood.
Ik
lig roerloos op bed en kijk minuten lang geconcentreerd hoe schemer langzaam
tussen de gordijnen kruipt.
Ik wens mijn moeder daar.
Maar
mijn moeder is dood.
Ik
zie haar ring aan mijn hand en het is net of zij mijn hand vastheeft.
Toch
is mijn moeder dood.
Ik
wacht op de terugkeer van mijn kind.
Want
mijn moeder is dood.
Ik
bedrijf de liefde alsof alles tot leven moet worden gewekt.
Maar
mijn moeder is dood.
Ik
staar uit het raam en zie niets.
Want
mijn moeder is dood.
Ik
steek kaarsen aan bij haar foto en kijk hoe de flakkerende schaduwen haar
gezicht tot leven lijken te wekken, maar dat kan niet.
Want
mijn moeder is dood.
Ik
loop door mijn huis, moeder en moederloos kind.
En
mijn moeder is dood.
De
slaap komt me halen, ik droom van de dood van mijn vader.
En
mijn moeder is dood.
Ik
kijk naar mijzelf in de spiegel en zie niets.
En
mijn moeder is dood.
Het
wachten is voorbij.
Want
mijn moeder is dood.
Reacties
Een reactie posten