Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit oktober, 2024 tonen

Mancipatie.

  Ik moest flink bukken om de doppen van de ventielen van mijn autobanden te draaien. Daarna drukte ik net zo lang op de rode plusknop van het apparaat langs de N237, tot het display 200 Bar vermeldde. Vervolgens duwde ik de mond van de slang waar de perslucht uit kwam, recht tegen het ventiel van mijn autoband. Zo, diep bukkend draaide ik mijn oor naar het apparaat om -te midden van het langsrazende verkeer- de piep te kunnen horen. Die aangaf dat er genoeg lucht in de banden zat. Toen ik de tweede band vulde met lucht, hield een grote Audi achter mijn auto halt. Het raam ging open. Een man van onbestemde leeftijd, naast zich een puberdochter die zich nu al schaamde voor haar vader. ‘Goedemorgen’ hoorde ik.   Ik groette terug terwijl ik de slang voor de motorkap langs naar het andere voorwiel trok. ‘Hoe werkt dat?’ hoorde ik. Ik ging rechtop staan. ‘Het apparaat?’ vroeg ik ‘Of de banden op spanning brengen?’ ‘Ja, nee, het apparaat, hoe kan ik b...

Brief.

Iemand had het briefje onder de ruitenwisser van de Volvo gestopt. Dat niet alleen. Alvorens het als verrassing te plaatsen op de achterruit, had diegene met lippenstift een kus gedrukt op het velletje papier. Iemand anders was in de auto gestapt. En had het briefje met de lieve boodschap niet gezien. Dwars door het drukke ochtendverkeer vlagde daar een onoplettende burger. Onwetend van de schitterende liefdesverklaring op de achterruit van de auto. 'Dag lieve' was leesbaar voor de achterliggers. De rest van de boodschap was onzichtbaar door de ruitenwisser die het inmiddels vochtige velletje op zijn plaats hield. God weet hoe lang al.  Een vredeswens in oorlogstijd. Onvoorwaardelijke liefde. Getoond aan een onoplettende ontvanger. Een per ongelukke vlag op een modderschuit. De niet gehoorde boodschap. Liefde, platgeslagen tegen een achterruit op een overvolle verkeersader in de bomvolle stad. Ik kon het slechts fotograferen. Liefde in tijden van onwetendheid. Prachtig.

Orde.

Toen de orde der dingen voor de vierde maal zo definitief verschoven was, hoorde ik een specht.  Dat was op de zondag erna. In een bos waar mensenhanden een grote hut van stammen en takken hadden gemaakt. En paddenstoelen hun zwavelkleurige lichamen tussen het mos door wrongen. Ik kon het geluid eerst niet thuisbrengen. De doffe echo leek vanuit de vochtige grond op te stijgen. Ik hurkte en keek onder het gebladerte. Dacht dat ik een zwart-wit diertje zag. Maar wist meteen dat dit een schitterende illusie van mijn bedroefde geest was. Hoger keek ik. Langs de stammen van de hoge bomen, hun loof nog groen en vol leven. Ik tuurde langs de grijze lucht, tussen takken en het karkas van een dode boom die metershoog rechtop stond: zinloos leven. Plotseling zag ik de specht. Hoog boven mij roffelde zijn snavel met een duizelingwekkende vaart tegen de onbarmhartige bast van een den. Het geluid droeg ver. Van grond tot hemel: overal hoorde je doffe klank van h...