Doorgaan naar hoofdcontent

Mancipatie.

 


Ik moest flink bukken om de doppen van de ventielen van mijn autobanden te draaien. Daarna drukte ik net zo lang op de rode plusknop van het apparaat langs de N237, tot het display 200 Bar vermeldde.
Vervolgens duwde ik de mond van de slang waar de perslucht uit kwam, recht tegen het ventiel van mijn autoband.
Zo, diep bukkend draaide ik mijn oor naar het apparaat om -te midden van het langsrazende verkeer- de piep te kunnen horen. Die aangaf dat er genoeg lucht in de banden zat.
Toen ik de tweede band vulde met lucht, hield een grote Audi achter mijn auto halt.
Het raam ging open.
Een man van onbestemde leeftijd, naast zich een puberdochter die zich nu al schaamde voor haar vader.
‘Goedemorgen’ hoorde ik.
 Ik groette terug terwijl ik de slang voor de motorkap langs naar het andere voorwiel trok.

‘Hoe werkt dat?’ hoorde ik.

Ik ging rechtop staan.

‘Het apparaat?’ vroeg ik ‘Of de banden op spanning brengen?’
‘Ja, nee, het apparaat, hoe kan ik betalen?’ klonk het uit het raam.

‘Met pin’ zei ik.

‘Oké’ zwaaide zijn arm met gouden klok om de pols.

Ik zwaaide terug en vulde de linker voorband met perslucht.
Nog voor de piep kwam, klonk het uit de Audi:‘Ik ga eerst even tanken’.
Ik draaide de ventielen voor erop en achter eraf.
Toen ik weer omhoogkwam keek ik even naar de Audi-man die stond te tanken, even verderop.
Tegen de zestig.
Kalend.
Grijze pullover op een jeans.
Bruine leren veterschoenen die niet waren dichtgeknoopt maar inderhaast waren aangeschoten.
Zo de auto in.
Naast hem een jong pubermeisje met steil, blond haar. En een telefoon in haar handen. Waar ze stuurs op bleef kijken.
Hij zag dat ik keek.
Wapperde even met zijn handen in een ik kom er zo aan-pantomime.
Weer bukte ik.
Slang op het ventiel achter. Sissen. Piep. Volgende.
Tot slot hing ik de slang terug op het apparaat en stapte in mijn auto. 
Tanken was het volgende op mijn to do-list.
Ik parkeerde mijn auto bij de eerste pomp die vrij was.
Wilde uitstappen om naar het bandenspanningsapparaat terug te lopen om de Audi-man te helpen.
Ik was nog niet uitgestapt of zijn schelle ‘Mevrouw!!Hoehoe!!!’ schalde over het terrein.

Hulpeloos stond hij bij het apparaat.

Ik stak mijn hand op ten teken dat ik eraan kwam en sloot mijn auto af.

Daar stond hij, portemonnee in de aanslag.
Hij wees op de betaalautomaat, de gleuf voor de pinpas en het wifi-streepje dat contactloos betalen aanduidde.
‘Gaat daar muntgeld in?’
‘Nee’ zei ik, ‘dit is alleen pinnen’.

‘Oh ja’ zei hij en pakte een roze pasje uit zijn portemonnee en hield dat voor de wifiscanner. Op zijn rijbewijs was duidelijk zijn pasfoto te zien.
Hij zag zijn vergissing te laat.
‘Waar is nou mijn betaalpas?’ vroeg hij zich hardop af.
Hij bladerde door het vak met pasjes in zijn portefeuille.
Keek plotseling achterom naar de pomp waaraan hij zojuist had getankt.
‘Zou die daar nog inzitten?’ .
Hij snelde naar de benzinepomp en trok triomfantelijk zijn pinpas uit de betaalautomaat ervan.

‘Stom!’ wapperde hij enigszins besmuikt, kaart in de hand, met geheven arm weer terug naar het bandenspanningsapparaat.
Ik wees hem hoe te pinnen.
Dat lukte.

‘En nu?’ vroeg hij

‘U moet even nagaan hoeveel Bar er in uw banden gaan’ antwoordde ik.

‘Nou, dat zal wel ongeveer zoveel zijn als in jouw auto toch?’
“Nee’ zei ik, ‘dat is bij elke auto verschillend. We kunnen het nakijken in uw portier, daar zit als het goed is een sticker’.
Het was of ik hem vertelde dat water kon branden.
Apen konden spreken.

Vrouwen zelfstandig hun banden op spanning konden brengen.
God écht bestond.

Ik liep om zijn auto heen en groette het meisje door het open raam.
Trok zijn portier open en wees hem op de sticker.

Vele malen meer Bar als mijn auto.

Terug bij het apparaat regelde ik de hoogte van de spanning op het apparaat.
Hij pakte de slang. Een ventieldop zat niet op zijn band, dus hij drukte meteen met volle kracht de slang op de ventielmond.
Er was niets te horen.
Geen sis.
Geen piep.

‘Doet’ ie ‘t wel?’, vroeg hij bezorgd
‘Geef eens?’ zei ik en pakte de slang van hem over.
Ik plaatste hem recht op het ventiel en wachtte.
Daar begon het trillen, het sissen.

‘Goh’ zei hij, van boven op mijn gekromde rug neerkijkend. ‘Geëmancipeerd hoor!’
Nu kon hij ook mijn handbraces zien.

‘Oh, en je hebt ook nog wat aan je handen, oh God’ zei hij.

Het piepte achter hem.

‘Klaar !’, zei ik.

‘Hartstikke bedankt’, sprak de man.

Waarna ik zwaaide en terugliep naar mijn auto.

Terwijl ik stond te tanken, reed de Audi langszij.
Hand uit het raam voor een laatste groet. Het  horloge maakte gouden stralen in de ochtendzon.

Ik dacht aan zijn veters die als witte slangen uit zijn schoenen kwamen kruipen.
Zich rond het rempedaal zouden slingeren.
De Audi tot een abrupt halt zouden roepen.
Waarna hij beduusd aan zijn zonnescherm zou morrelen terwijl hij zijn dochter de vraag zou stellen: ‘Hoe kan dit nou? Weet jij hoe dit kan? Moet die klep nou omhoog of omlaag om verder te kunnen rijden?’.
Het was pas tien over negen.
Bar vroeg.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Cantat, Rady, Trintignant.

    Waar was jij de avond van 26 juli 2003? Ik weet waar ik was. Ik vierde mijn verjaardag op De Parade in Utrecht, met mijn vrienden. En precies negentien dagen daarna zou ik degene ontmoeten die bijna mijn ondergang werd. Die tot tweemaal toe plotseling en razendsnel zijn handen om mijn keel zou zetten in een poging om me dood te knijpen. Op momenten dat ik het niet met hem eens was. En hem dat had laten weten. Ik weet ook waar de Franse actrice   Marie Trintignant was, die avond.  Op 26 juli 2003 was ze voor filmopnamen in de Litouwse stad Vilnius. De man met wie ze een affaire had aangeknoopt was bij haar. Bertrand Cantat was de frontman van de populaire Franse band   Noir Désir.  Getrouwd met de moeder van zijn twee kinderen, Krisztina Rady, was hij maanden daarvoor een affaire begonnen met de eveneens al getrouwde Trintignant. Hun affaire ging gepaard met ups en downs. Er waren ruzies. Er was de voortdurende zuigende aanwezig...

Duw het.

  Elke keer als ik die clip zie, sta ik denkbeeldig onmiddellijk in die geweldige discotheek onder het Stadhuis in Utrecht. Het is het begin van de jaren negentig. En Salt-N-Pepa hebben het nummer ‘Tramp’ uitgebracht, enkele jaren ervoor. De hiphopgroep, die uit drie meiden bestaat, krijgt echter wereldwijd succes met de B-kant van 'Tramp’. Deze hit ‘Push it’ is een van de eerste hiphopbeats die ik in Fellini hoorde. In die nachtclub waren veel eerste keren voor mij. Niet alleen werd er op donderdagavonden geweldige salsa- en latinmuziek gedraaid. Ook hoorde ik er de definitieve overgang van disco, soul en funk naar hip hop. En later naar electrobeats als trance en hard-bop, vervolgens ten slotte naar house.  Deze jaren, zo  bleek later, waren een snijpunt in de tijd waarin mode en muziek definitief veranderden. Drie avonden per week was ik in Fellini te vinden. Soms met een grote groep vrienden, soms met vriendinnen, bij gelegenheid alleen. Net als nu was ik ...

Dodenherdenking

    Onder een wolkenhemel waar de avondzon doorheen piepte terwijl het soms zachtjes motregende, was daar de Dodenherdenking. In het Walkart-park speelde het Koninklijk Zeister Harmonie Muziekgezelschap prachtige koralen. De burgemeester sprak een menigte mensen toe. Er waren jongeren die samen stonden. Gezinnen of moeders met grote en kleine kinderen. Ouderen, sommigen zeer slecht ter been die onder de grote kastanjes stilstonden. Boven alle hoofden was het enige geluid dat hoorbaar was in de diepe stilte, het gekwetter van de levendige groep knalgroene papegaaien. Die tussen de ruisende kruinen van de bomen hoog in de lucht dansten. Na de diepe, lange stilte werden kransen gelegd bij het Monument Voor De Gevallen.   Waarna de tocht ging naar het Joods Monument met daarop de 153 namen van Joodse Zeistenaren die omkwamen als gevolg van de Holocaust. De kranslegging eindigde bij het Indië Monument, daar geplaatst...