Doorgaan naar hoofdcontent

Monument.


 

Mijn bejaarde vader en ik waren in de keuken in het ouderlijk huis in V. toen hij het zei.
Hij zal afgewassen hebben, ik zal de vaat hebben afgedroogd met de rode theedoek. Ik was in mijn eentje bij hem op visite. Ik herinner mij een snelle lunch met het brood, de jam, de stroop. Zonder poespas. Gewoon. Zoals mijn ouders waren.
Terwijl zijn handen in het warme sop roerden, zei mijn vader plotseling: ‘Ik heb iets geleerd’.

Zoiets had hij zijn hele leven lang nog nooit tegen mij gezegd.
In mijn beleving was mijn vader iemand die alles al geleerd had.
Ook al zag ik hem en mijn moeder vaak met plezier studeren op ingewikkelde literatuur, filosofische vraagstukken, het wezen van  geloof.

Mijn vader alsook mijn moeder waren mensen die een leven lang interesse toonden in het nieuws, de achtergronden van wereldgeschiedenis, die grote belangstelling toonden in mensen -veraf en dichtbij- en hun beweegredenen.
Bijna alles hadden ze dus al gelezen, gezien, gehoord en begrepen.

Nu zei mijn vader plotseling uit het niets, dat hij iets had geleerd.

Ik vroeg hem wat het was dat hij had leren kennen en voorheen niet wist. Zijn handen hingen roerloos in het sop terwijl hij sprak.

‘Elke avond als ik ging slapen en ik had die dag iets verkeerd gedaan, dan vroeg ik ’s avonds in een gebed aan God om mij te vergeven voor wat ik fout had gedaan. Ik heb ontdekt dat ik niet God om vergeving moet vragen. Maar juist de mensen die ik per ongeluk geraakt heb met wat ik niet goed heb gedaan’.

Mijn hele lichaam ging tintelen.
Wat een fantastische kennisgeving.
In drie zinnen had mijn vader inzicht gegeven in het diepst van zijn wezen.
Ik wist niet dat hij elke avond bad tot een God.
Iets dat mij diep ontroerde.
Ik wist niet dat hij om vergeving vroeg aan een hogere macht.
En ik wist niet dat zoiets simpels als zeggen dat iets je spijt, niet bij hem hoorde.
Tot aan die magistrale ontdekking, die hij onlangs had gedaan. Had geleerd.
‘Mooi’ antwoordde ik, de vochtige theedoek losjes tussen mijn handen. ‘Ik denk dat het waar is. Sorry zeggen tegen iemand bij wie je excuus te maken hebt.’.
Veel en veel later in de tijd excuseerde hij zich bij mij.
Dat ging over de dingen die mijn jeugd moeilijk maakten. Waarvan hij zei niet te hebben geweten hoe ermee om te gaan.
Toen ik hem eraan herinnerde dat ik pas twee was, drie en vier, vijf jaar. En als klein kind dan helemaal niet wist hoe ermee om te gaan. Nadat ik dat zei, keek hij mij lang en zwijgend aan.
Hij was een man van 85 jaar toen.
Klein van gestalte, broos al, maar met in zijn mooie lichtgrijze ogen nog steeds dat prachtige, blauwe onverzettelijke vuur.
Zijn excuus kwam, zonder woorden.
Hij vouwde zijn handen in het Namasté-gebaar voor zijn borst terwijl hij mij aankeek.
Toen, zonder een spoor van ironie, boog hij langzaam voorover tot ik zijn kruin kon zien.
Zo bleef hij een paar tellen staan. Voordat hij weer rechtop ging staan.
Ik heb hem omhelsd.
Een wereld aan verkeerd-doen was opgeheven.
Door een rechtstreeks excuus.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Cantat, Rady, Trintignant.

    Waar was jij de avond van 26 juli 2003? Ik weet waar ik was. Ik vierde mijn verjaardag op De Parade in Utrecht, met mijn vrienden. En precies negentien dagen daarna zou ik degene ontmoeten die bijna mijn ondergang werd. Die tot tweemaal toe plotseling en razendsnel zijn handen om mijn keel zou zetten in een poging om me dood te knijpen. Op momenten dat ik het niet met hem eens was. En hem dat had laten weten. Ik weet ook waar de Franse actrice   Marie Trintignant was, die avond.  Op 26 juli 2003 was ze voor filmopnamen in de Litouwse stad Vilnius. De man met wie ze een affaire had aangeknoopt was bij haar. Bertrand Cantat was de frontman van de populaire Franse band   Noir Désir.  Getrouwd met de moeder van zijn twee kinderen, Krisztina Rady, was hij maanden daarvoor een affaire begonnen met de eveneens al getrouwde Trintignant. Hun affaire ging gepaard met ups en downs. Er waren ruzies. Er was de voortdurende zuigende aanwezig...

Duw het.

  Elke keer als ik die clip zie, sta ik denkbeeldig onmiddellijk in die geweldige discotheek onder het Stadhuis in Utrecht. Het is het begin van de jaren negentig. En Salt-N-Pepa hebben het nummer ‘Tramp’ uitgebracht, enkele jaren ervoor. De hiphopgroep, die uit drie meiden bestaat, krijgt echter wereldwijd succes met de B-kant van 'Tramp’. Deze hit ‘Push it’ is een van de eerste hiphopbeats die ik in Fellini hoorde. In die nachtclub waren veel eerste keren voor mij. Niet alleen werd er op donderdagavonden geweldige salsa- en latinmuziek gedraaid. Ook hoorde ik er de definitieve overgang van disco, soul en funk naar hip hop. En later naar electrobeats als trance en hard-bop, vervolgens ten slotte naar house.  Deze jaren, zo  bleek later, waren een snijpunt in de tijd waarin mode en muziek definitief veranderden. Drie avonden per week was ik in Fellini te vinden. Soms met een grote groep vrienden, soms met vriendinnen, bij gelegenheid alleen. Net als nu was ik ...

Dodenherdenking

    Onder een wolkenhemel waar de avondzon doorheen piepte terwijl het soms zachtjes motregende, was daar de Dodenherdenking. In het Walkart-park speelde het Koninklijk Zeister Harmonie Muziekgezelschap prachtige koralen. De burgemeester sprak een menigte mensen toe. Er waren jongeren die samen stonden. Gezinnen of moeders met grote en kleine kinderen. Ouderen, sommigen zeer slecht ter been die onder de grote kastanjes stilstonden. Boven alle hoofden was het enige geluid dat hoorbaar was in de diepe stilte, het gekwetter van de levendige groep knalgroene papegaaien. Die tussen de ruisende kruinen van de bomen hoog in de lucht dansten. Na de diepe, lange stilte werden kransen gelegd bij het Monument Voor De Gevallen.   Waarna de tocht ging naar het Joods Monument met daarop de 153 namen van Joodse Zeistenaren die omkwamen als gevolg van de Holocaust. De kranslegging eindigde bij het Indië Monument, daar geplaatst...