Doorgaan naar hoofdcontent

Arno Nollen

In een tijd, ver voordat hij fotograaf werd wiens werk in het Fotomuseum Den Haag zou hangen en die prijzen zou winnen met zijn unieke beeldverhalen, ontmoette ik Arno Nollen.
Dat was op een warme zomeravond die ik zoals vaak met E. doorbracht op de Wallen in Amsterdam.
Zittend op een zwart versleten traptrede van een opgang naar een grachtenpand keken zij en ik die maanden avond na avond naar de bonte stoet toeristen, bewoners, junks, sjacheraars, temeiers en ander moois dat voorbijtrok.
E. had haar camera toen al vaak bij zich.
Ik mijn grote mond.
Nollen fietste ons voorbij ergens op de Oudezijds Achterburgwal. Een blonde reus met een warrige haardos. En wat vlezige mond, grote handen.
Hij remde abrupt en keerde zijn fiets, tot hij deze recht voor de traptreden tot stilstand had gebracht.
Zijn voet leunde dichtbij waar mijn billen het warme steen raakten.
Hij plaatste een camera voor zijn ogen en sommeerde mij te stoppen met praten.
Te stoppen met lachen.
Ik vroeg waarom hij een foto van me maakte.
‘Ik vind je geil’, was het abrupte antwoord en daar klikte de sluiter.
E. en ik lachten onze cynische meisjeslach.
Nollen stopte met plaatjes schieten en we raakten in gesprek.
Over fotografie, fotograferen.Schrijven. Meisjes. Jongens. De Rietveld Academie waaraan hij studeerde. De School Voor De Journalistiek ,waar E. en ik op zaten.
Er waren wat raakvlakken.
Nollen was een geanimeerd spreker, met een overmaat aan energie die zijn ledematen onhandig deed schokken. Zijn denken was volkomen vrij, ongehibiteerd, zeer direct.
Hij  vroeg mijn telefoonnummer.
In plaats daarvan gaf ik hem het adres van het studentenhuis waar ik woonde en liet terloops weten dat er morgen een feest zou plaatsvinden.
De dag erna was het feest in volle gang.
Het moet tegen twaalf uur ‘ s nachts geweest zijn dat er misbaar ontstond bij de voordeur. Mijn naam werd geroepen, ik boog me het trapgat in vanaf de bovenste verdieping. 

'Er is hier een gozer voor je!’ schreeuwde iemand van beneden.

Ik hoorde geroep, gevloek. Ik daalde de trap af en trof op de overloop beneden een opstootje. Nollen kwam met zijn rijzige gestalte de trap op, een fotocamera in de hand.
Een handvol scheldwoorden in zijn mond.
Hij leek dronken, geagiteerd, hij schreeuwde hard mijn naam, keer op keer. Jongens duwden hem terug het trapgat in, de treden af naar beneden, de voordeur weer uit.
Nollen was niet van zins te gaan.Ik begroette hem en hij mij. Zijn blik verwilderd, zijn gezicht rood aangelopen. Ik vroeg of hij dronken was. Dat beaamde hij. Ik zei dat ik geen problemen wilde en het beter was dat hij zou gaan.
Dat deed hij.

De jaren erna kwam ik zijn naam wel eens tegen, in publicaties rond tentoonstellingen en de prijzen die hij won. Ik zag het werk dat hij maakte, de portretten van meisjes, steevast met een blik de camera inkijkend die de kijker met een Unheimisch gevoel achterlaat.
Ik kocht een boekje met zijn werk, foto’s van een mollig meisje dat zich uitkleedt en in een onflatteuze houding , slechts gekleed in een panty, schuins de lens inkijkt.
Altijd zag ik bij het kijken naar zijn werk zijn springerig bewegen, de onbehouwen directheid van die avond op de Wallen, zijn boosheid toen hem de toegang tot het feest werd ontzegd de dag erna.
De blik waarmee hij meisjes fotografeerde was fascinerend.
Even betoverend als malicieus.
Ik was blij dat hij destijds alleen wat snapshots had gemaakt. Niets meer in mij gezien had dan vermeende geilheid.
Nollen evolueerde in al die jaren erna, zijn werk werd gelaagder in de tijd. Maar in mijn hoofd bleef hij een unieke herinnering aan een lots-ontmoeting die zich over twee avonden had uitgespreid.
Waar E. en ik het later vaak over hadden.
Vandaag zag ik zijn overlijdensbericht in de krant.
Hij heeft zich vijf dagen geleden van het leven beroofd.
Het sloeg me met stomheid.
Van die drie mensen die herinnering hebben aan een wezenlijk onbeduidende ontmoeting in Amsterdam, begin jaren negentig van de vorige eeuw, ben ik alleen nog over.
De dood haalde twee van hen op.
Zij nog geen vijftig. Hij achtenvijftig. Niet jong meer. Maar ook niet oud.
Daarmee ben ik de enige van ons drie die de volslagen compromisloze vulkaankracht die Nollen was, kan terughalen in mijn herinnering.
Niemand meer om het mee te delen.
En toch is het echt gebeurd.

*) foto door Koos Breukel

Reacties

Populaire posts van deze blog

Cantat, Rady, Trintignant.

    Waar was jij de avond van 26 juli 2003? Ik weet waar ik was. Ik vierde mijn verjaardag op De Parade in Utrecht, met mijn vrienden. En precies negentien dagen daarna zou ik degene ontmoeten die bijna mijn ondergang werd. Die tot tweemaal toe plotseling en razendsnel zijn handen om mijn keel zou zetten in een poging om me dood te knijpen. Op momenten dat ik het niet met hem eens was. En hem dat had laten weten. Ik weet ook waar de Franse actrice   Marie Trintignant was, die avond.  Op 26 juli 2003 was ze voor filmopnamen in de Litouwse stad Vilnius. De man met wie ze een affaire had aangeknoopt was bij haar. Bertrand Cantat was de frontman van de populaire Franse band   Noir Désir.  Getrouwd met de moeder van zijn twee kinderen, Krisztina Rady, was hij maanden daarvoor een affaire begonnen met de eveneens al getrouwde Trintignant. Hun affaire ging gepaard met ups en downs. Er waren ruzies. Er was de voortdurende zuigende aanwezig...

Duw het.

  Elke keer als ik die clip zie, sta ik denkbeeldig onmiddellijk in die geweldige discotheek onder het Stadhuis in Utrecht. Het is het begin van de jaren negentig. En Salt-N-Pepa hebben het nummer ‘Tramp’ uitgebracht, enkele jaren ervoor. De hiphopgroep, die uit drie meiden bestaat, krijgt echter wereldwijd succes met de B-kant van 'Tramp’. Deze hit ‘Push it’ is een van de eerste hiphopbeats die ik in Fellini hoorde. In die nachtclub waren veel eerste keren voor mij. Niet alleen werd er op donderdagavonden geweldige salsa- en latinmuziek gedraaid. Ook hoorde ik er de definitieve overgang van disco, soul en funk naar hip hop. En later naar electrobeats als trance en hard-bop, vervolgens ten slotte naar house.  Deze jaren, zo  bleek later, waren een snijpunt in de tijd waarin mode en muziek definitief veranderden. Drie avonden per week was ik in Fellini te vinden. Soms met een grote groep vrienden, soms met vriendinnen, bij gelegenheid alleen. Net als nu was ik ...

Dodenherdenking

    Onder een wolkenhemel waar de avondzon doorheen piepte terwijl het soms zachtjes motregende, was daar de Dodenherdenking. In het Walkart-park speelde het Koninklijk Zeister Harmonie Muziekgezelschap prachtige koralen. De burgemeester sprak een menigte mensen toe. Er waren jongeren die samen stonden. Gezinnen of moeders met grote en kleine kinderen. Ouderen, sommigen zeer slecht ter been die onder de grote kastanjes stilstonden. Boven alle hoofden was het enige geluid dat hoorbaar was in de diepe stilte, het gekwetter van de levendige groep knalgroene papegaaien. Die tussen de ruisende kruinen van de bomen hoog in de lucht dansten. Na de diepe, lange stilte werden kransen gelegd bij het Monument Voor De Gevallen.   Waarna de tocht ging naar het Joods Monument met daarop de 153 namen van Joodse Zeistenaren die omkwamen als gevolg van de Holocaust. De kranslegging eindigde bij het Indië Monument, daar geplaatst...