Doorgaan naar hoofdcontent

Engel.


Ook haar stem was onvast.
Daardoor viel ze op.
Daarom keek ik naar haar.
Ze rekende af bij een belendende kassa.
Haar ene hand lag als een klein gekrompen vogelklauwtje tegen haar zij gekruld.
Met de andere hand legde ze haar spulletjes op de rolband richting kassa.
Daarna pakte ze een beige leren beursje met een knipsluiting.
Met haar gezonde hand maakte ze die open en selecteerde ze geld op de toonbank voor de cassiere.
Haar haar was een onbestemde kleur tussen blond en witgrijs.
Ze was niet groot en ik schatte haar leeftijd op rond de zestig.
Ze leek op een veel oudere versie van de cherubijn uit het schilderij van Giovanni Bellini.
Een soort engel.
Maar dan eentje die een keer heel erg gevallen moest zijn.
Haar wenkbrauwen waren ongerijmd boze getekende zwarte strepen in een rond, vriendelijke gezicht dat gespannen stond.
Ik kende die gespannenheid.
Het was de rusteloze nervositeit die hoort bij een leven waarin de kleinste handelingen enorme fysieke inspanning vergen.
Haar bewegen was kordaat.
Gedecideerd manoeuvreerde ze haar rollator zodat de klant achter haar wat ruimte kreeg.
Zo snel als mogelijk was legde ze haar gekochte items in de mand van haar loopassistent.
En ze praatte.
Tegen de cassiere die zo te zien nauwelijks achttien jaar oud was. Daarbij leek haar stem gebroken, gebarsten.
Raspend vertelde ze.
Tegen de cassiere, die vakkundig deed of ze doof en stom was.
Toen het afrekenen gedaan was en de portemonnee in haar tas was opgeborgen, pakte de vrouw haar laatste item van de band.
Het was een knalrode plastic roos.
‘Roos,’ zei ze tegen de zwijgende cassiere. 'Voor mezelf. Dat komt: ik heb tien jaar geleden op Valentijnsdag drie hersenbloedingen gehad en nou koop ik altijd voor mezelf een kadootje zo tegen Valentijn’.
De cassiere keek glazig voor zich uit, richting de stellingkast waarin felgekleurde ara’s van aardewerk om de aandacht streden met glanzende vazen in de vorm van een cactus.
Ongehinderd door het feit dat niemand antwoord gaf, dat geen van de aanwezigen leek te horen wat ze zojuist gezegd had, dat ze verhaalde van een geweldig menselijk vermogen om terug te veren en zelfs jezelf te feliciteren met dat terugkomen van een naderende dood, van een leven dat definitief gestopt is zoals het eens was, met het vermogen de zonzijde te zien van alles, zette ze zich middels haar rollator in beweging.
Ik wens je een fijn weekend, hoor’ zei ze tot slot tegen het meisje dat al bezig was met haar volgende klant.
Daarbij bewoog ze zich naar de uitgang, de kin een beetje geheven, haar gang zeker maar onvast. Trots was ze, vol moed en levenslust.
In een belendende winkel zag ik haar een poosje later.
Gezeten op het zitgedeelte van haar rollator belde ze om vervoer naar huis.
Haar verlamde been met een aangepaste schoen stond een beetje scheef op de mat bij de entree.
“Stuur je er een met een lage instap?’ vroeg ze met haar haperende stem.’Ik heb zo’n moeite met naar binnen komen anders’.
Ik passeerde haar zittende gestalte en knikte even naar haar.
Toen hoorde ik achter me:”Hóe lang wachten zeg je?”
Momenten later probeerde ze de lift naar de bovenste verdieping te pakken.
Dat bleek niet eenvoudig in verband met het openen van de zware metalen klapdeur.
Een voorbijganger hielp haar, opende de deur voor haar, liet haar rustig naar binnen gaan, drukte voor haar op de knop.
‘Dankuwel hoor’ zei ze vriendelijk.
Het laatste wat ik van haar zag waren haar voeten, één geschonden, de ander gezond, die omhoog suisden naar de eerste verdieping.
Staand op die liftvloer leek het of ze zo, in die schacht van glas, naar boven werd gezogen.
Lichtvoetig, zonder moeite, de zwaartekracht trotserend.
Geduldig was ze.
Zo geduldig.
Engelengeduld.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Cantat, Rady, Trintignant.

    Waar was jij de avond van 26 juli 2003? Ik weet waar ik was. Ik vierde mijn verjaardag op De Parade in Utrecht, met mijn vrienden. En precies negentien dagen daarna zou ik degene ontmoeten die bijna mijn ondergang werd. Die tot tweemaal toe plotseling en razendsnel zijn handen om mijn keel zou zetten in een poging om me dood te knijpen. Op momenten dat ik het niet met hem eens was. En hem dat had laten weten. Ik weet ook waar de Franse actrice   Marie Trintignant was, die avond.  Op 26 juli 2003 was ze voor filmopnamen in de Litouwse stad Vilnius. De man met wie ze een affaire had aangeknoopt was bij haar. Bertrand Cantat was de frontman van de populaire Franse band   Noir Désir.  Getrouwd met de moeder van zijn twee kinderen, Krisztina Rady, was hij maanden daarvoor een affaire begonnen met de eveneens al getrouwde Trintignant. Hun affaire ging gepaard met ups en downs. Er waren ruzies. Er was de voortdurende zuigende aanwezig...

Duw het.

  Elke keer als ik die clip zie, sta ik denkbeeldig onmiddellijk in die geweldige discotheek onder het Stadhuis in Utrecht. Het is het begin van de jaren negentig. En Salt-N-Pepa hebben het nummer ‘Tramp’ uitgebracht, enkele jaren ervoor. De hiphopgroep, die uit drie meiden bestaat, krijgt echter wereldwijd succes met de B-kant van 'Tramp’. Deze hit ‘Push it’ is een van de eerste hiphopbeats die ik in Fellini hoorde. In die nachtclub waren veel eerste keren voor mij. Niet alleen werd er op donderdagavonden geweldige salsa- en latinmuziek gedraaid. Ook hoorde ik er de definitieve overgang van disco, soul en funk naar hip hop. En later naar electrobeats als trance en hard-bop, vervolgens ten slotte naar house.  Deze jaren, zo  bleek later, waren een snijpunt in de tijd waarin mode en muziek definitief veranderden. Drie avonden per week was ik in Fellini te vinden. Soms met een grote groep vrienden, soms met vriendinnen, bij gelegenheid alleen. Net als nu was ik ...

Dodenherdenking

    Onder een wolkenhemel waar de avondzon doorheen piepte terwijl het soms zachtjes motregende, was daar de Dodenherdenking. In het Walkart-park speelde het Koninklijk Zeister Harmonie Muziekgezelschap prachtige koralen. De burgemeester sprak een menigte mensen toe. Er waren jongeren die samen stonden. Gezinnen of moeders met grote en kleine kinderen. Ouderen, sommigen zeer slecht ter been die onder de grote kastanjes stilstonden. Boven alle hoofden was het enige geluid dat hoorbaar was in de diepe stilte, het gekwetter van de levendige groep knalgroene papegaaien. Die tussen de ruisende kruinen van de bomen hoog in de lucht dansten. Na de diepe, lange stilte werden kransen gelegd bij het Monument Voor De Gevallen.   Waarna de tocht ging naar het Joods Monument met daarop de 153 namen van Joodse Zeistenaren die omkwamen als gevolg van de Holocaust. De kranslegging eindigde bij het Indië Monument, daar geplaatst...