Doorgaan naar hoofdcontent

Monoloog 4.

 
Als je geboren wordt, ik bedoel, vlak ervoor, dat is de meest bepalende beleving van elk mens, denk je niet? En toch herinneren we ons er niets van. Maar die eerste ervaring van elk menselijk wezen is universeel: een te nauwe doorgang. Als een laag abces, tegen anaal, dat op exploderen staat. 
Die claustrofobische ervaring zou nederig moeten stemmen. Maar dat doet het niet. De meeste mensen leven met de voortdurende drang naar meer. Een honger die brandt. En er zijn geen grenzen. Omhoog, omhoog willen ze, de kinderen van de nacht. Erop af!


En ze hebben ergens gelijk. Het is nu of nooit. Dat moet je toch met me eens zijn? Zo donker als het hier is. Morgen kan het zomaar te laat zijn. Wordt er bijvoorbeeld nog gewacht tegenwoordig? Alles is zo laag bij de gronds. Weinig jonge dieren. Weinig geluk. We moeten afstand nemen, jij en ik. 
Zeg eens iets. Ik heb er spijt van. Dat wilde ik je nog zeggen. En toch heb ik het niet expres gedaan. Het is belangrijk dat je me gelooft. Dat is belangrijk voor me.


Ik las een woord, gister. Titelvignet. Net zweeds, niet? ‘De titulatuur van het titelvignet’. Als het niet zo treurig was, zou ik erom lachen. En nog zoiets: een tochtband. 
Kan iemand mij vertellen wat dat is? En waar je die moet plaatsen? En helpt het? 
Alles is raadselachtig. Omstandigheden ontspringen achter de woorden. Ik ren erachteraan. 
Als laatste, altijd helemaal achteraan.


Iemand raakte mij aan, vannacht, en mijn hele lichaam was electrisch geladen. Ik had nog nooit zoiets meegemaakt. Er zit veel meer in ons, wil ik maar zeggen. Maar we lijken maar tot zo weinig in staat. Alles is voortwoekeren, schrijnen, woeden, versterven. Leven, dat heeft me lang angst aangejaagd. Het heeft mij verstoort, ik heb het gewantrouwd. Leven heeft mijn brein geinfiltreerd. 
En ik heb niet aflatend tegen het leven aangeschopt. 
Ik heb geprovoceerd en geschreeuwd. Ik ben kwaad geweest. 
Klaar om toe te slaan, af te gaan, door te slaan. 
Ik vond het zo wel genoeg geweest.


Nu is alles anders. Nu zie ik alles van de andere kant. Vandaag is een prachtige lentedag, zon overal, en hoop. Toch begraaft iemand vandaag zijn vader. Vrienden zullen in tweedelig pak langs het graf staan, zweetplekken onder de oksels. Geen mannen nog, geen jongens meer. 
Vervuld van vage opluchting dat deze beurt aan hen voorbij is gegaan. 
Net zo’n vage huivering bij het besef zelf ooit aan een graf te staan voor zo’n definitief afscheid. Ik kan er vrede mee hebben nu. Omdat ik zo diep gebukt heb. Dat kan jij je niet voorstellen, maar mijn voorhoofd raakte bijna de grond, zo diep.


Nooit in de geschiedenis heeft het woord afstand zo weinig betekenis gehad. 
Voor mij. Voor míj, bedoel ik. Alles staat me even na. 
Alles is even ver van mij vandaan. Ik ben in een genadige staat van evenwicht. 
Ik leef in een traag uur. Ik ben tot staan gebracht. Dit gevoel is niet om tegen te protesteren.
Ik ben niet meer achterbleven, ditmaal. Ik verwacht eenvoudigweg niet meer dat een God, zo die al bestaat, bij mij in de buurt zal zijn. Of dat Hij van bovenaf op deze heldere kleurenregen neer zal kijken.


Kadaverdiscipline heeft de plaats ingenomen van wanhoop. Orde en regelmaat: het oefenen in niets. Geen verwachtingen meer, alleen nog verlangen. 
Mijn dromen zijn in hevigheid afgenomen. Had ik je dat al verteld? Je sliep eens naast me terwijl ik droomde van een straat huizen waardoorheen ik in mijn auto reed. Het was een diep donkere nacht. Elk huis dat ik passeerde vloog onmiddellijk in brand. Bij het laatste huis zag ik, toen de contouren ineens spontaan in een fikkend lichterlaaie stonden, een eenzaam figuur  voor het raam op de benedenverdieping staan. Het was een oudere vrouw. 
Ze bewoog niet. Overal brand. En toch was het buiten doodstil. Ik wou maar zeggen: ze komen bijna niet meer voor, dat soort verontrustende dromen. 
Ik slaap gedachteloos, meestal, deze dagen.


Jij was alles voor me. En zo lief. Nu is er geen genade. Maar ik zoek er ook niet meer naar. 
Genade is voor  de gelovigen. Ik kan jou alles vergeven. 
Daar komt geen God meer aan te pas. Ik, met mijn boze aard en mijn kleine hartje. 
Ik verlang nooit terug naar dat wat voorbij is. Of nee: dat is niet waar. Ik verlang terug naar de tijd van voor de verwarring. 
Vlak daarvoor: dat zou geweldig zijn. Maar het zal altijd dat zijn, wat in het duister is, dat me aantrekt. Het is nooit het licht. Dit is een langzaam genezingsproces. 
En waarover je niet spreken kan, daarover is het beter te zwijgen. Ik beloof je: ik zal alles wat geknakt is niet verder breken. 
Mag ik nu weg van hier?

Reacties

Populaire posts van deze blog

Cantat, Rady, Trintignant.

    Waar was jij de avond van 26 juli 2003? Ik weet waar ik was. Ik vierde mijn verjaardag op De Parade in Utrecht, met mijn vrienden. En precies negentien dagen daarna zou ik degene ontmoeten die bijna mijn ondergang werd. Die tot tweemaal toe plotseling en razendsnel zijn handen om mijn keel zou zetten in een poging om me dood te knijpen. Op momenten dat ik het niet met hem eens was. En hem dat had laten weten. Ik weet ook waar de Franse actrice   Marie Trintignant was, die avond.  Op 26 juli 2003 was ze voor filmopnamen in de Litouwse stad Vilnius. De man met wie ze een affaire had aangeknoopt was bij haar. Bertrand Cantat was de frontman van de populaire Franse band   Noir Désir.  Getrouwd met de moeder van zijn twee kinderen, Krisztina Rady, was hij maanden daarvoor een affaire begonnen met de eveneens al getrouwde Trintignant. Hun affaire ging gepaard met ups en downs. Er waren ruzies. Er was de voortdurende zuigende aanwezig...

Duw het.

  Elke keer als ik die clip zie, sta ik denkbeeldig onmiddellijk in die geweldige discotheek onder het Stadhuis in Utrecht. Het is het begin van de jaren negentig. En Salt-N-Pepa hebben het nummer ‘Tramp’ uitgebracht, enkele jaren ervoor. De hiphopgroep, die uit drie meiden bestaat, krijgt echter wereldwijd succes met de B-kant van 'Tramp’. Deze hit ‘Push it’ is een van de eerste hiphopbeats die ik in Fellini hoorde. In die nachtclub waren veel eerste keren voor mij. Niet alleen werd er op donderdagavonden geweldige salsa- en latinmuziek gedraaid. Ook hoorde ik er de definitieve overgang van disco, soul en funk naar hip hop. En later naar electrobeats als trance en hard-bop, vervolgens ten slotte naar house.  Deze jaren, zo  bleek later, waren een snijpunt in de tijd waarin mode en muziek definitief veranderden. Drie avonden per week was ik in Fellini te vinden. Soms met een grote groep vrienden, soms met vriendinnen, bij gelegenheid alleen. Net als nu was ik ...

Dodenherdenking

    Onder een wolkenhemel waar de avondzon doorheen piepte terwijl het soms zachtjes motregende, was daar de Dodenherdenking. In het Walkart-park speelde het Koninklijk Zeister Harmonie Muziekgezelschap prachtige koralen. De burgemeester sprak een menigte mensen toe. Er waren jongeren die samen stonden. Gezinnen of moeders met grote en kleine kinderen. Ouderen, sommigen zeer slecht ter been die onder de grote kastanjes stilstonden. Boven alle hoofden was het enige geluid dat hoorbaar was in de diepe stilte, het gekwetter van de levendige groep knalgroene papegaaien. Die tussen de ruisende kruinen van de bomen hoog in de lucht dansten. Na de diepe, lange stilte werden kransen gelegd bij het Monument Voor De Gevallen.   Waarna de tocht ging naar het Joods Monument met daarop de 153 namen van Joodse Zeistenaren die omkwamen als gevolg van de Holocaust. De kranslegging eindigde bij het Indië Monument, daar geplaatst...